Eerst nog even wat er aan voorafging. De oorarts zag na een jaar plotselinge doofheid geen verbetering. Gewoon pech gehad: een virus had toegeslagen. Ik kon naar de audicien gaan. Een audicien komt met een ‘hooroplossing’. Dat is hun eufemistische woord voor een gehoorapparaat. Ik kreeg eerst een apparaat voor in-het-oor (IHO). Daar werd ik stapelgek van en dat was snel teruggegeven. Daarin zijn ze dan weer heel makkelijk. Toen een achter-het-oor (AHO) geprobeerd; kleiner dan ik dacht en als je je haar een beetje laat groeien, dan zie je het nauwelijks. Maar je loopt toch nog steeds met een luidspreker naast je oor en dat merk je echt wel, maar veel minder dan met een IHO. Dus het apparaat aangeschaft en omdat ik al lang een aanvullende verzekering heb, kostte het me niks.
En nu? Jaren na dato.
Nu ligt de ‘hooroplossing’ meestal in de kast. Alleen als ik naar muziekuitvoeringen ga, doe ik het apparaat wel eens in. Niet altijd, dat hangt af van het te verwachten volume. Zonder is soms aangenamer.
In het algemeen wen je eraan om vooral met het goede oor te horen. Je past je gedrag aan. Je gaat strategisch zitten. Je haakt wat vaker af in een gesprek of doet alsof je het begrijpt. Eigenlijk niet eens onprettig.
Ik heb de meeste last in bed als ik op mijn goede oor lig. Dan hoor ik mijn muziek niet goed meer en ook mijn partner niet als we lepeltje lepeltje liggen. Dat is storend en ook wel eng, want stel je voor dat er brand uitbreekt. Het snurken van mijn partner hoor ik helaas dan weer wel. Dat is de Wet van Rob Jansen ofwel de Wet van het Dove Oor, het zegt dat een doof oor je in de steek laat als je het nodig hebt en perfect functioneert als je er geen behoefte aan hebt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten