Als je op een spottende manier schrijft over gekke verschijnselen, dan moet je oppassen dat je niet het slachtoffer wordt van de Wet van Poe. Deze wet (genoemd naar de bedenker Nathan Poe) zegt dat het op het internet voor de argeloze lezer moeilijk is een parodie te herkennen als die parodie in gekkigheid wedijvert met de bespotte werkelijkheid.
Het Discordianisme komt bijvoorbeeld aardig in de buurt van wat je zou kunnen geloven.
De Kerk van het Vliegende Spaghettimonster is een grensgeval.
Mensen geloven makkelijk in sprookjes. Toch ook een beetje het gevaar van een goede 1 april grap. Niemand heeft door hoe goed de grap is want hij wordt voor waar genomen. Dat is natuurlijk een ramp voor de schrijver: spotten en dan serieus genomen worden. De omgekeerde situatie is leuk voor de toekijker: een serieus betoog van ‘someone who wears their underwear on the outside’ (een mafkees) opvatten als een goede grap.
Om die situaties te voorkomen, zou je - zegt de wet van Poe - een ironieteken moeten toevoegen of iets wat er op lijkt. Jammer dat een universeel ironieteken - een omgekeerd vraagteken - geen opgang heeft gemaakt. Het werkt wel op grote schaal bij whatsapp en bij sms’jes. ‘Ik maak maar een grapje’ is de boodschap van de knipogende emoticon.
Het internet heeft vele ‘wetten’ voorgebracht. Een van de leukste vind ik nog altijd ‘Muphry’s Law’ (let op de foute spelling!) die gaat over je eigen geloofwaardigheid.
"Any article or statement about correct grammar, punctuation, or spelling is bound to contain at least one eror".
Ik heb ooit een kritisch pleidooi geschreven voor een personeelsblad over de noodzaak van helder taalgebruik door mijn collega’s. Van de kop van het artikel maakte ik ‘Duidelijk taal gewenst’. Lange lange jaren ben ik er mee gepest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten