Powered By Blogger

donderdag 23 maart 2017

Wet van Parkinson en de kleur van het schuurtje

Dit stukje gaat niet over de ziekte maar over een andere Parkinson.
De Wet van Parkinson is vernoemd naar Cyril Northcote Parkinson en luidt: ‘work expands so as to fill the time available for its completion’. Het werk loopt altijd uit tot aan het einde van de beschikbare tijd. 
Kijk maar eens op je eigen afdeling, of in je eigen projecten, dan zie je hoe waar dit is. Parkinson kwam tot zijn ‘wet’ op basis van een tweetal observaties bij de Britse civil service. 
  • Ten eerste: an official (manager zouden we nu zeggen) wants to multiply subordinates;
  • Ten tweede: officials make work for each other. 
In een bureaucratie neemt daardoor het aantal werknemers, onafhankelijk van de vraag ieder jaar toe tussen de 5 en de 7%. Daarover heb ik me altijd verbaasd in mijn werk, terwijl ik zelf als afdelingshoofd van een overheadafdeling huichelachtig mijn graantje probeerde mee te pikken. Uitbreiding van je afdeling wordt immers gezien als een teken van succes. Gek dat bij de overheid een overheadafdeling kan groeien los van de productie.

De kaasschaaf, die vroeger wel eens gebruikt werd als bezuinigingsmaatregel (ik begon mijn carrière bij de gemeente Amsterdam ten tijde van een beruchte 20% operatie die alle diensttakken voor het eerst in hun geschiedenis trof) en waartegen iedereen te hoop liep, is in mijn ogen een uitstekend instrument. Het bestrijdt Parkinson met eigen wapens. Als ik nu ergens directeur zou zijn, dan zou ik beginnen met een bezuinigingsoperatie van zeg 25% met gelijkblijvende output, als die althans bekend zou zijn, wat bij de overheid nog maar zeer de vraag is. Ik herinner me een laatste stelling bij een proefschrift: 'if you mesure quality, you get quantity'. Zo waar en herkenbaar.

Die Parkinson was een scherpzinnig man, ik heb een prachtig boekje van hem in de kast staan dat me, lang geleden, erg hielp als beginnend leidinggevende. Hij heeft ook nog andere ‘wetten’ geformuleerd. Bijvoorbeeld Parkinson's law of triviality, door anderen later ook wel ‘the color of the bikeshed’ genoemd. Deze 'wet' zegt dat de hoeveelheid tijd die in vergaderingen wordt besteed aan een onderwerp, omgekeerd evenredig is met de hoeveelheid geld (of belang) die ermee gemoeid is. Mensen hebben nu eenmaal meer interesse in eenvoudige zaken waarover ze kunnen meepraten. De enkele zwaarwichtige problemen zijn vaak gecompliceerd en passeren daardoor snel de besluitvorming. Zo ging het ook in veel managementvergaderingen die ik bijwoonde en deze ‘wet’ is de reden dat ik nooit meer de vergaderingen bijwoon van mijn VVE in Amsterdam. Hoe trivialer het onderwerp hoe welsprekender en uitgebreider de bijdragen van de bewoners. 

Ik kwam een radicale variant tegen van de Wet van Parkinson in de Franse krant Le Figaro. De Amerikaanse antropoloog David Graeber schreef over de onstuitbare opmars van de ‘nutteloze’ banen in de tegenwoordige diensteneconomie. Hij vat daar onder: werk dat niet direct ‘produceert’ maar betrekking heeft op HRM, advies en strategie, communicatie en management. Het zijn de aloude overheadfuncties die maar groeien en groeien. Hij schreef er ook bij dat de mensen die deze banen bezetten weten dat ze nutteloos zijn. De ambitie om op zo’n positie te geraken, heeft te maken met het feit dat al die nutteloze banen veel vrijheid geven maar ook zeer goed betaald worden. 
Dat bracht Graeber tot de stelling dat een job minder betaald wordt naarmate hij nuttiger is voor de maatschappij. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten